Op 9 november 2021 heeft Rechtbank Noord-Nederland een uitspraak (ECLI:NL:RBNNE:2021:4802) gedaan over de box 3-heffing die weer een stap verder gaat. Tot op heden werd geconcludeerd dat in bepaalde omstandigheden de box 3-heffing een individuele en buitensporige last is, maar dat de wetgever dit moest repareren. Rechtbank Noord-Nederland wacht nu niet op de wetgever, maar repareert het zelf.
In de onderliggende casus heeft het echtpaar geen inkomen uit box 1 of box 2 en leeft van het rendement (€ 26.427 rente en dividend per jaar) van het box 3-vermogen. Na aftrek van giften (€ 359) en box 3-heffing (€ 10.451) houdt het echtpaar een netto besteedbaar inkomen over van € 15.617 per jaar. De rechtbank constateert dat dit netto besteedbaar inkomen lager is dan de in dat jaar geldende bijstandsnorm voor gehuwden. De rechtbank trekt de conclusie dat het echtpaar moet interen op hun vermogen om de box 3-heffing te betalen, wat de wetgever niet bedoeld kan hebben. Om ervoor te zorgen dat het echtpaar op bijstandsniveau blijft, verlaagt de rechtbank de box 3-heffing van € 10.451 naar een bedrag van € 3.250.
Concluderend legt de rechtbank het door de Hoge Raad voorgeschreven beoordelingskader zodanig uit dat bij de beoordeling of er sprake is van een individuele en buitensporige last, de gehele financiële situatie en alle relevante feiten en omstandigheden van belastingplichtigen moeten worden meegewogen. Daarbij is in ieder geval het box 1- en box 2-inkomen van belang. Het ontbreken van box 1-inkomen kan hierdoor voor de box 3-heffing eerder tot individuele en buitensporige last leiden dan bij belastingplichtigen die vanuit andere vormen van inkomsten de box 3-heffing makkelijker kunnen opvangen. Dit betekent dat als de belastingplichtige geen of weinig inkomen in box 1 en box 2 heeft, dat de kans groter is dat de belastingplichtige de box 3-heffing op grond van een individuele en buitensporige last kan verlagen.